Psalmen 95

Kom, Laten we zingen met vreugde en dankbaarheid

Psalm 95 is een oproep om God te aanbidden en te prijzen, de Rots van onze redding. Het begint met een uitnodiging om te zingen, te juichen en voor God te komen met dankzegging en lof. De psalmist herinnert ons dan aan Gods grootheid, macht en soevereiniteit over alle dingen. De toon van de psalm verandert echter als de psalmist ons waarschuwt om ons hart niet te verharden en tegen God te rebelleren zoals de Israëlieten deden in de woestijn. Hij spoort ons aan om naar Gods stem te luisteren, Zijn geboden te gehoorzamen en Zijn rust binnen te gaan.

1Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.

2Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen.

3Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden;

4In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;

5Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.

6Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.

Psalmen 95:6 - Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
Psalmen 95:6 - Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.

7Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,

8Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;

9Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.

10Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.

11Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!